Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Moab is van zijn jeugd aan [27]gerust geweest, en hij heeft op zijn [28]heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet [29]geledigd, en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem [30]gebleven, en zijn reuk niet veranderd. 27. Dat is, zeker en zorgeloos, levende op zijn gemak en in weelde, [vergelijk Amos 6:1,] niet vrezende voor enigen overlast. Vergelijk Spreuk.1:32,33, en boven hfdst.46 vs.27, alwaar het volk Gods een andere gerustheid beloofd wordt. 28. Of, droesem, moer. 29. Dat is, niet afgelaten, afgestoken van het ene vat in het andere; ene gelijkenis van den wijn genomen. De zin is dat Moab, van den beginne af in zijn land gebleven zijnde, rijk, weelderig, machtig en trots geworden is, gelijk de volgende woorden verklaren. 30. Hebreeuws, gestaan.